Handel, landbouw & economie

Handel, iedereen heeft er mee te maken. Je hebt eten nodig, je koopt kleding en je gaat op vakantie. Dat doe je allemaal met geld, maar dat hadden ze nog niet in de tijd van de Maya’s. Ook landbouw is noodzakelijk voor de mens. Zonder het verbouwen van voedsel zouden we verhongeren.

 

Voedselbronnen

De Mayabeschaving was verspreid over een ruim gebied met een enorme diversiteit aan omgevingen en rijk aan een variëteit van voedselbronnen. In de eerste jaren bestonden de activiteiten vooral uit jagen en voedsel verzamelen, en pas later gingen ze zich concentreren op de landbouw.

Men vermoedt dat huisdieren af en toe tot het menu van de Maya’s behoorde. Voornamelijk kalkoenen en honden werden geteeld, die uiteindelijk op een of ander feestmenu belandde of geofferd worden aan de goden. Honden werden ook gebruikt als waak- en jachthonden, zoals dat vandaag de dag ook gebeurt. Ook hielden de Maya’s herten, bijen, eenden, duiven en buideldieren.

 

Het landbouwsysteem

De belangrijkste primaire economische activiteit was de landbouw. Het systeem van het verdelen van de grond werkt ongeveer zoals het feodale stelsel in middeleeuws Europa. De grond behoort tot de elite. Boeren mogen hier op werken in ruil voor een deel van de opbrengsten. Op deze manier had elke familie een stuk land, waarop ze gewassen konden verbouwen. Er waren ook enkele velden die tot een gemeenschap behoren, waar iedereen verplicht was om te helpen met het planten en oogsten van gewassen. Het weinige gereedschap dat ze gebruikte was gemaakt van hout en steen. Ander gereedschap hadden ze niet, de Maya’s hadden immers geen paarden, koeien of ossen die het oogsten konden vergemakkelijken.

De boeren gebruikten verschillende methodes om hun landen te bewerken. Dit is verschillend per gebied. In het hoogland is er een mineraalrijke grond en werden op de steile hellingen terrassen en aquaducten gebouwd om de velden met waterstromen te irrigeren. In de tropische laaglanden is het land minder vruchtbaar. Om het land klaar te maken om er gewassen op te kunnen verbouwen, deden de Maya-boeren aan zwerflandbouw. De Maya-boeren maakten eerst plaats vrij door oerwoud begroeiing met stenen bijlen om te hakken en daarna de planten te laten uitdrogen. Als laatste stap verbrandde ze eerst het hele veld. Op deze manier is de grond schoon. Het duurt wel een hele tijd voor de grond opnieuw gebruikt kan worden omdat de grond weer moet herstellen. Daarom wordt deze wijze maar een twee of drie keer per jaar toegepast. Daardoor moesten de Maya’s om de zoveel tijd een nieuw stuk grond geschikt maken voor landbouw. Als de velden na het verbranden hersteld waren konden de boeren beginnen met verbouwen. De Maya’s verbouwden voornamelijk maïs, aangevuld met bonen, chilipepers, katoen en fruit. Cacao werd ook geteeld, maar de cacao werd gebruikt als ingrediënt voor de chocoladedrank van de elite.

Een andere landbouw methode was het bouwen van Chinampa’s. Dat zijn een soort kleine eilanden in een moeras of aan de oever van een meer waar gewassen op werden verbouwd. Het bouwen van een Chinampa ging zo: De boer zette een rechthoekig veld af van ca. 30 meter lang en 2.5 meter breed, dan bouwde hij er een hek omheen van stenen, modder of vegetatie. Zo konden er twee naast elkaar gebouwd worden tussen twee kanalen met een voetpad in het midden. Boeren plantten wilgen aan de rand van een veld. De wortels groeiden in de meerbedding en verstevigden de wanden. De velden bestonden uit laagjes vruchtbaar sediment, dat uit de rivierbedding was gebaggerd. De boeren ploegden de grond om met handgereedschap en plantten zaadjes in de gaten die ze maakten met de zaaistok. Om de aarde vruchtbaar te maken gebruikten ze menselijke uitwerpselen die vanaf de stad in een kano via de kanalen vervoerd werden.

 

Handel en goederen

Een andere belangrijke bezigheid voor de Maya’s was de handel. Vooral de elite genoten van het voorrecht om handel te drijven. Het was hun plicht om de bevolking te voorzien in hun behoeften. Zij controleerden naarmate van de vraag en het aanbod, de import en de export.

De Maya’s in het westerse gebeid van het rijk speelde een belangrijke rol bij de handel over lange afstanden. Ze exporteerden vanuit de zuidelijke-Mayahooglanden kostbare producten zoals quetzal-veren, jade, serpentiniet, obsidiaan en pyriet. De kustgebieden leverden cacao, koraal, haaientanden, schelpen en ruggengraten van pijlstaartroggen waarmee tijdens zelfoffering bloed werd geofferd. Uit de laaglanden van het centrale Mayagebied kwamen jaguarhuiden en jaguartanden(voor koninklijke ceremonies) veren van papegaaien en ara’s. Zout kwam van de kust van Yucatán.

De Maya’s dreven handel op goed bereikbare plaatsen, zoals in de buurt van havens en op marktpleinen in de centra van de stadstaten. Op deze markten boden ze de verse lokale producten aan, maar eveneens externe producten. Markten dienen niet alleen voor de handel, hier werden de laatste nieuwtjes uitgewisseld. De Maya’s dreven handel met elkaar, maar ook met andere volkeren, zoals de Azteken. Via de zee voeren ze met grote kano’s richting de belangrijke Azteekse havenstad, Xicallanco, gelegen op de kust van Campeche. Dit is waarschijnlijk één van de redenen waarom de Azteken nooit probeerden om het Mayarijk te veroveren. De handelscontacten waren te belangrijk.

De Maya’s aan de kust reisden naar de bergen om zout, schelpen en andere kostbaarheden van aan zee te ruilen met jade en obsidiaan uit de bergen. Dit wordt eveneens verhandeld aan de Maya’s in het tropisch regenwoud. Zij ruilen weer met keramiek en kostbare quetzal-veren. Binnen die handelscontacten speelde Yucatán een belangrijke rol. In de regio was deze staat de grootste producent van zout. Dit zout voerden de Maya’s uit naar verschillende andere Meso-Amerikaanse volkeren, waaronder de Azteken. Mayapán, een stad in de staat Yucatán, domineerde in de zoutproductie en gebruikte de winst om haar gebied in stand te houden.

Bij de oude Maya’s groepeerde de ambachten zich. Voor elke ambacht is er een kleine wijk voorzien. Dit kan vergeleken worden met de ambachten bij de opkomst van de steden in Europa. Van generatie op generatie werden de ambachten doorgegeven, dus de meeste ambachtswijken bestonden vaak enkel uit familieleden. Het weven was een taak voor de vrouwen. De verschillende gebieden in het Mayarijk onderscheidde zich van elkaar aan de hand van textielsoorten en patronen. Elk gebied had op deze manier haar eigen stijl.

 

Vervoerswijze en handelsrouten

De Maya’s kenden nog geen lastdieren, zoals ezels, paarden of ossen lastdieren leerden ze pas kennen na de komst van de Spanjaarden in de 16de eeuw. Goederen werden omslachtig vervoerd door kruiers, een soort bagage drager als beroep. Dat was deels omdat ze geen trekdieren hadden, maar ook omdat grote delen van Meso-Amerika niet geschikt waren voor rijdend transport en veel makkelijker te voet of per boot konden worden overbrugd. De kruiers bonden de goederen rond hun hoofd of borst en reisden vaak in groepen. Bij de Azteken was de maximaal toegestane lading 22 kilo per persoon. Doordat rijke handelaars kruiers in konden huren konden ze verder gelegen plaatsen handelen. Sommige goederen werden ook in grote kano’s over de zee of rivier vervoerd. De zee was de belangrijkste weg voor de handel. Over het land was het gevaarlijk en het wegennet was niet gemaakt voor lange en zware verplaatsingen.

Vanaf zeker 300 voor Christus handelden kooplieden vanuit het centrale Mayagebied over grote afstanden. Er waren drie hoofdroutes over het Mayaland. De noordelijke route liep langs de kust van Yucatán, de centrale route liep langs waterwegen en paden door El Petén en de zuidelijke route liep langs de kustvlakte aan de stille oceaan. Sommige handelaars volgden de Usumacinta, Pasión, Chixoy en andere rivieren die naar de zuidelijke Mayahooglanden liepen.

De wegen waren ongeveer vijf tot tien meter breed en een aantal kilometers lang. Bovendien waren ze op een halve meter hoogte aangelegd, zodat de wegen bij hevige regenbuien niet onderliepen. In het regenwoud regent het bijna elke dag dus is de uitvinding van het hoger gelegen wegdek erg intelligent voor die tijd. Straten in de steden werden volgens dezelfde wijze aangelegd.

 

Betaalmiddelen

De Maya’s maakten ook gebruik van een soort van geld als betaalmiddel. Ze betaalde met zaadjes van de cacaoboom. Ze waren zo kostbaar dat ze als betaalmiddel werden gebruikt. De elite waren rijk genoeg om hun geld op te drinken. Je kon namelijk van de cacaobonen chocoladedrank maken. Hier volgen een paar voorbeelden van ruilhandel in cacaobonen:

Een grote tomaat is één cacaoboon waard, een ei van een kalkoen is drie bonen waard. Voor vier bonen kan een pompoen aangekocht worden, en honderd bonen zijn goed voor een konijn of een kalkoen, en een slaaf kost duizend bonen. Omdat cacaobonen zeer kostbaar waren, was het het waard om lange afstanden af te leggen om cacaobonen te verhandelen. De gewone arbeider of boer gebruikten af en toe ook cacaobonen om te betalen, maar omdat dit net zo kostbaar is en de arbeiders en boeren eerde arm dan rijk waren, werd er veel aan ruilhandel gedaan.

Maak jouw eigen website met JouwWeb