De Beschaving

Om je een beter beeld te geven van wat het dagelijks leven van een Maya inhield, hoop ik je in dit hoofdstuk hier wat meer over te vertellen.

 

De geboorte en het eerste levensjaar

Laten we beginnen bij het begin. De bevalling. De Maya’s geloofde dat de dag, het uur en de minuut waarop het kind werd geboren op de rituele kalender bepaalde wat het karakter en de perspectieven van dit kind waren. Er moesten daarom ook religieuze riten worden uitgevoerd om deze goddelijke invloeden te beperken of te stimuleren. Het kind is geboren, en dat betekent dat er een naam verzonnen moest worden. Bij de Maya’s ging het op een makkelijkere manier dan dat wij nu doen. Bij de Maya’s uit het Zuidelijk Hoogland kregen de kinderen de naam van de dag waarop ze waren geboren volgens de 260- daagse kalender. Bij de Yucateeks sprekende Maya’s kreeg iedere baby in de tijd van de Spaanse verovering vier namen: een naam gekozen door de priester volgend op een ceremonie, de familienaam van de vader, de familienaam van de vader en moeder samen en als laatste een bijnaam.

Het uiterlijk van het kindje was bij de Maya’s extreem belangrijk. De ouders van het kind waren bereid het lichaam van de baby te vervormen om het aan het schoonheidsideaal te laten voldoen. Bijvoorbeeld een plat voorhoofd, dat werd zeer bewonderd. Ze bonden het hoofdje van de baby tussen twee stukken hout, eentje tegen het voorhoofd en eentje tegen het achterhoofd, en na enkele dagen was de schedel van het kindje voor de rest van zijn leven plat gemaakt. Dit was niet zonder gevaar, het kwam regelmatig voor dat de hersenen bekneld raakte en het kindje overleed. Een ander schoonheidsideaal was scheel kijken, dat vond men erg mooi. Om te zorgen dat het kindje scheel keek bond de moeder harsballetjes of een kraal aan het haar zodat het kindje zich daarop ging focussen.

De leefomstandigheden

De leefomstandigheden waren niet erg comfortabel in de tijd van de Maya’s. Het huis was gebouwd op een platform van aarde of puin met muren van steen, leemblokken of adobe, vier houten hoekpalen en een strodak. Soms werd alleen het onderste gedeelte van het huis gemaakt met materialen zoals steen of adobe en werd het bovenste gedeelte opgevuld met stro of riet. De huizen stonden vaak met zijn 3e of 4e om een binnenplaats en hadden niet meer dan twee kamers. Vaak woonde er in de andere huizen rond de binnenplaats familie. In de meeste gevallen werd het achterste deel van het huis gebruikt om te slapen. Het bed was gemaakt van takken, het matras was een matje en het dekbed bestond uit een aantal mantels. In het voorste deel van het huis was een portaal waar je koel kon slapen bij warm weer. Maar deze verdeling hoefde niet. Het kon ook zo zijn dat elk hutje om de binnenplaats een eigen bestemming had. De een werd gebruikt om te slapen, in het andere hutje werd gekookt enzovoort.

 

Levensonderhoud

De mannen verbouwde hun eigen voedsel voor het gezin of ging jagen voor het vlees en de vrouwen werkte in het huis. Zij spon en weefde. Ze spon draad van agave, hennep of katoenplant met een handspoel. Van dat draad weefde ze lappen, met een weefgetouw op schoot dat om haar rug gebonden zat. Als zij niet aan het naaien of weven was, hield ze zich bezig met het eten. Ze vermaalde mais met een rolsteen of vijzel en kon zo tortilla’s voor je maken. Alles wat de familie aan overvloed produceerde, brachten ze naar de markt om het te verkopen of ruilen voor iets wat de familie niet zelf kon maken. Wanneer het tijd was om te zaaien of te oogsten was de rolverdeling iets anders en hielpen ook de vrouwen hun mannen op het veld met al het extra werk.

Scholen waren alleen voor de kinderen die van adel of van koninklijke bloede waren. En waren bedoeld ze op te leiden tot schilderschijvers. Minder bevoorrecht Maya’s kregen thuis les in de vaardigheden van het huishouden en het onderhouden van een gezin. De eerste drie jaar van een kinderleven speelde zich af bij de moeder. Maar vanaf het derde jaar begon de voorbereiding op de doopceremonie, iets wat bekend staat als ‘een tweede geboorte’. De Maya’s geloofde dat de kinderen met dit ritueel aangespoord werden tot goed gedrag en ze zouden beschermd worden tegen de goden uit de onderwereld. Bij dit ritueel kreeg de jongen een witte kraal in zijn haar. Een meisje kreeg een rode schelp aan een touwtje rond haar middel. Deze doop vond plaats tussen het 3e en 12e levensjaar. Voordat dit doopritueel uitgevoerd was, mochten de kinderen niet trouwen.

 

Het huwelijk

Het lijkt erop dat je alleen maar geboren bent om het geslacht voort te zetten. Maar even snel trouwen was er niet bij. Daarvoor zaten er te veel regeltjes aan een huwelijk voor zowel de man als voor de vrouw. Het was niet toegestaan om te trouwen met iemand die dezelfde achternaam van vaders kant had of te trouwen met een schoonzus, stiefmoeder of tante. Maar je mocht met iedereen van moeders kant wel een huwelijk aangaan, zelfs met een directe nicht van je. Opvallend aan een huwelijk tussen Maya’s is dat het vooral monogame huwelijken zijn. Bij de adel kwam polygamie wel vrij vaak voor. Als je trouwde gebeurde dit meestal tussen je 12e en je 20ste levensjaar. Een jongen mocht zelf niet opzoek naar een leuk meisje en ook voor de ouders van de bruid was het ongepast om opzoek te gaan naar een geschikte huwelijkskandidaat voor hun dochter. Je raad het al, alleen de ouders van de jongen gingen opzoek naar een geschikte huwelijkskandidaat. Er bestond wel een grote kans dat de ouders zich lieten beïnvloeden door de voorkeuren van hun zoon. Als de ouder van de bruid en de bruidegom het beide eens waren met het huwelijk, werd er door de familie van de bruidegom een professionele koppelaar ingehuurd. Deze koppelaar bestudeerde de sterrenbeelden en namen van het koppel. Als deze niet verenigbaar waren, konden dit obstakels zijn die er toe zouden leiden dat het huwelijk niet door kon gaan. Als bleek dat dit niet tot obstakels zou leiden, kon de koppelaar onderhandelen over de bruidsschat. Deze bruidsschat bestond vaak uit veren, cacao, aardewerk, jade en geweven stoffen. De ouders van de bruid gaven deze bruidsschat aan de ouders van de bruidegom. Het was ook de taak van de koppelaar om te onderhandelen hoelang de bruidegom moest werken voor zijn schoonfamilie. Vaak was dit tussen de 5 à 6 jaar. Na het vaststellen van een trouwdatum konden de voorbereidingen in het ouderlijk huis van de bruid beginnen. Het begon met een verlovingsfeest. Tijdens dit verlovingsfeest kregen de gasten een feestmaal van tortilla’s, kalkoen en bonen. Het haalde niet uit of je rijk of arm was, een huwelijk werd altijd uitbundig gevierd. Bij de rijkere families werd het huwelijk voltrokken door een priester, maar als de ouders erg arm waren kon deze ook vervangen worden door de dorpsoudste of de plaatselijke gouverneur. De huwelijksvoltrekking bestond uit het aan elkaar knopen van de mantels van het paar, waarna ze gezegend werden en werden aangespoord zich goed te gedragen. Na deze plechtige ceremonie werd er een groot feest gegeven met muziek en dans. De dag na het huwelijk stond echtgenoot vroeg op om bij zijn schoonvader het land te gaan bewerken, iets waar hij de komende 5 à 6 jaar nog wel mee bezig zou zijn. En zijn vrouw, die werd ’s ochtends wakker en begon de dag met het maken van tortilla’s of het weven van stoffen.

Maar hoe dachten de Maya’s over hertrouwen of scheiden? Als je man of vrouw overleed moest je als weduwe of weduwnaar een jaar rouwen voordat je weer opnieuw mocht trouwen. Als je als weduwnaar hertrouwde mocht je niet trouwen met de zus of de moeder van je overleden vrouw. En ook scheiden was in de Mayacultuur ‘normaal’. Je kon als stel gewoon scheiden als de een de ander verstoten of een echtgenoot zijn of haar taken niet goed deed. De jonge kinderen uit het huwelijk beleven bij hun moeder, maar bij de ouderen kinderen was het de gewoonte dat zij naar de ouder van hetzelfde geslacht gingen. Als je na een scheiding weer hertrouwde, werd het een huwelijk zonder ceremonie want dat was alleen voor het eerste huwelijk bestemd. Een man die een nieuwe vrouw zocht, ging dan naar haar huis. Als zij het er mee eens was, bereidde zij een maaltijd en waren ze getrouwd.

 

Rituelen rondom sterven

Maar ondertussen sterven er ook weer mensen. De Maya’s begroeven hun voorvaderen in een graftomben. Zij kregen allemaal grafgiften mee die hun tocht naar het hiernamaals zou vergemakkelijken. De doden kregen naast terracottabeeldjes, sieraden, maskers en andere siervoorwerpen ook gebruiksvoorwerpen mee zoals aardewerk met cacao of mais. Bij priesters werden hun gereedschappen mee begraven, om hun werk in het hiernamaals te kunnen voortzetten. Bij de graven van belangrijke heersers werden na een aantal jaren het graf geopend om nieuwe offers te brengen en de overgebleven botten van de heerser in te smeren met vermiljoen, een rode kleurstof. De rode kleurstof was een zeer heilige substantie voor de Maya’s en verwees waarschijnlijk naar het oosten, de richting van de zonsopgang en de wederopstanding.

 

Schoonheidsidealen en kleding

Je hebt als een paar schoonheidsidealen kunnen lezen. Zoals het vervormen van de schedel en het scheel kijken. Maar er zijn er nog een paar. Maya’s maakten gebruikte schrijven van jade als oorbellen en als neuspiercing. Maar jade werd ook gebruikt om het in je tanden te leggen. Het was ook mooi om je voortanden in de letter ‘T’ te vijlen, naar het evenbeeld van de god Itzamná. Ook het tatoeëren was een gewoonte bij de Maya’s. Op afbeeldingen van koningen kan je zien dat de neus doorliep tot op het voorhoofd. Men vermoedt dat de Maya’s dit doormiddel van klei of rubber hebben gedaan. Voor mannelijke elite bleef het hier niet bij. Ze hadden ook de gewoonte om de voorhuid van hun penis in smalle reepjes te snijden waardoor het net leek alsof het orgaan versierd was met lintjes.

Kleding kan een statussymbool zijn. En dat is heel goed te zien bij de Maya’s. Een Mayaboer droeg een simpele lendendoek. De doek was handmatig geweven en was zo’n vijf vingers breed. Elite lieten deze doek versieren geometrische patronen en hoofden van goden of met veren en half- edelstenen. Als er bescherming nodig was tegen de winter, droegen de mannen een vierkante kantoenen gewaad over de lendendoek. Ook hier was het zo dat de armste een sobere versie droegen dan de rijken. Heersers hadden van een jaguarhuid waar op quetzalveren waren genaaid om hun hoge status aan te geven. Als schoenen droegen de boeren sandalen van hertenhuid die tussen de tenen en rond de enkels werden vastgemaakt met koordjes. Edelen hadden lange veters en hielstukken met afbeeldingen van goden of voorouders. Mayavrouwen droegen een wijd katoenen kledingstuk. Dat kon een blouse zijn tot op de middel met een rok eronder of een wijde, hemdachtige jurk met gaten voor het hoofd en de armen. De blouse is nog steeds een kledingstuk dat in de Gutamaleense bergen wordt gedragen. En ook de jurk wordt nog steeds door Mayavrouwen gedragen in Yucatán. Elke gemeenschap heeft zo zijn eigen borduurpatroon voor hun kleding.

De haardracht en de lichaamsversieringen waren voor de Maya niet onbelangrijk. Mannen schoren de kruin van hun hoofd kaal, maar hielden het overige lang. Ze bonden dit in een vlecht om het hoofd en lieten de staart achter op het hoofd hangen·. De Mayavrouwen waren trots op hun zwarte haar en moeders brachten hun kinderen al vroeg haarverzorging en verschillende kapsels bij. Maar daar hielden de Maya’s het niet bij. Mannen en vrouwen tatoeëerden en beschilderde hun lichaam. De kleur van deze beschilderingen kon een betekenis hebben. Zwart duiden op een vrijgezellen man, zwart- rood was voor een krijger en zwart- wit voor gevangenen. Voor mannen met turkoois werd een gebed gepreveld, want die moesten een rituele slachting ondergaan. Mannen en vrouwen van lagere rang droegen eenvoudige oorringen van steen, schelpen, bot of hout. Verder versierde ze zich met lip- en neusstekers. Elite droegen deze versieringen ook maar dan van obsidiaan, jade of steen. Toen de Maya’s in de 9e eeuw na Christus metaal gingen bewerken, gingen de elite ook versieringen dragen van koper of goud.